Het FEC

Die vrijdag vertrok ik na uitvoerig door gezin, buren en vrienden te zijn uitgezwaaid met de auto naar Heerenveen. Tegen mijn verwachting in was het absoluut niet druk op de weg en arriveerde ik even na elf uur in Heerenveen. Onderweg zag ik de bomen al krom waaien van de wind. Dat zou veel goeds beloven! De verwelkoming was uitermate hartelijk en gastvrij en na het middageten vertrok ik samen met Haukje per trein richting FEC, het "Frisian Exhibition Centre" in Leeuwarden.

Op het station kocht ik een speciaal "Elfsteden-kaartje". De NS had speciaal voor die dag een kaartje dat je recht gaf om vanuit het Elfsteden-gebied terug te reizen naar de plaats van vertrek. Dus voor de mensen die het niet haalden was dit een gunstige aanbieding. Hoewel ik toch wel optimistisch was over het halen van de eindstreep besloot ik als aandenken zo'n speciaal kaartje te kopen. Overigens was dat alleen geldig op de dag van de tocht, zodat ik ook een gewoon retourtje naar Leeuwarden moest kopen. Over het behalen van de eindstreep had ik mij al tijden zorgen gemaakt: alles zou afhangen van hoe laat ik mocht starten. Zou ik laat starten, dat zou ik veel minder tijd hebben om vóór 24 uur aan te komen. Ik zou spoedig mijn starttijd te weten komen.

Aangekomen in Leeuwarden stapten we met vele anderen op de gratis bus richting FEC. Daar moest ik mijn startbewijs halen. Binnen was er een tiental balies met registratienummer-indicatie. In het begin had mij mijn startnummer 67.681 nog niet veel gezegd. Maar in het FEC begreep al snel dat dit de categorie "HH" was: "Hopeloze Hekkesluiters". Mijn vermoeden zou spoedig bevestigd worden. Alvorens ik naar de balie kon moest ik mij legitimeren met mijn paspoort. Bij de balie aangekomen moest ik mij nogmaals legitimeren. Daar werd mij mijn stempelkaart uitgereikt met mijn startgroep: PD (potentieel deelnemer) Groen. Ongelukkiger had ik het niet kunnen treffen: het hield in dat ik als allerlaatste groep zou mogen starten en wel pas om 10:45! En dan te weten dat de eerste (Elfstedenleden) al vóór 06:00 zouden mogen starten. Dat hield in dat deze starters bijna 5 uur méér tijd hadden om de tocht te volbrengen dan ik. Om over ijskwaliteit maar te zwijgen. Het meest ideale was geweest als ik om ca. 07:30 had mogen starten: dan had ik de meeste tijd daglicht gehad en was het ijs niet volledig zijn stukgereden.

Toch wel met een wat beklemmend gevoel nam ik de overige bescheiden in ontvangst: een oranje armband, het reglement en tips aangaande bevriezing en voeding. Later bleek dat er veel te weinig oranje armbanden waren. Nu was die armband veel te klein. Waarschijnlijk was het de bedoeling geweest deze om de bovenarm te doen, maar toen ik dat probeerde leek het wel alsof mijn bloeddruk met een manchet werd gemeten. Ik vreesde afknelling met mogelijk risico voor amputatie en besloot de armband om mijn onderarm te doen. Later zag ik dat meer rijders dat gedaan hadden, of om het onderbeen of met veiligheidsspelden op het jack. Vervolgens gingen we de kraampjes langs, op zoek naar leuke souvenirs. Die waren er legio: petten, hoofdbanden, T-shirts, postzegels enz. Je wilt toch wel een aandenken aan deze tocht der tochten dus kocht ik een T-shirt met de route erop voor mijzelf, een hoofdband voor Marlous en een pet voor Arnold. Voorts liet ik mij eerste-dag postzegels aanpraten. (Ik verzamel die dingen niet, maar deze waren toch wel speciaal). Met de souvenirs in een plastic zakje wandelden we om het FEC gebouw heen naar de starttent. Tevoren hadden we op informatiekaarten gezien dat ik achter om het FEC heen zou moeten lopen om naar de starttent te komen. De starttent had die dag een veemarkt gehuisvest en men was nu bezig de kruidig riekende materie met behulp van brandslangen weg te spuiten. Ik had van mijn leven niet zo'n snijdende wind gevoeld: het sneed door je lijf tot op het bot. Hierna aanvaardden we de terugreis via bus en trein naar Heerenveen.

De avond vooraf

's Avonds keken we naar de continue voorbeschouwingen op de televisie en om 10 uur verdween ik naar mijn logeerkamer. Daar legde ik de laatste hand aan de spullen voor de volgende dag. Ik wist niet goed wat ik in mijn rugzakje moest doen. Vast stond dat ik, voor het geval ik voortijdig af zou moeten stappen, mijn oude sportschoenen en een extra jack mee zou moeten nemen. Dat paste in mijn rugzakje, maar dat zou nauwelijks plaats overlaten voor voeding. En voeding is uitermate belangrijk tijdens zo'n tocht. Ik besloot twee flesjes sportdrank en vier krentenbollen mee te nemen, dat zou er net inpassen. Zorgvuldig spreidde ik de aan te trekken spullen uit op de grond en zorgde voor de kleinste details: zaktelefoon mee voor het geval ik zou moeten uitstappen of ongelukkig zou vallen, zakdoek en druivensuiker los in mijn linker jackzak, geld in mijn rechter jackzak. Autosleutel en treinkaartje in mijn gewone jack. Schaatsbeschermers, schaatsen, schaatshoezen. Tientallen keren ging ik de kleinste details na. Voor het slapen gaan besloot ik nog even een boek over de Elfstedentochten door te kijken. Wat een vergissing! Die nacht deed ik nauwelijks een oog dicht: beelden van schaatsende mensen flitsten door mijn hoofd en in mijn slaap schaatste ik de tocht wel drie keer.

De Dag der Dagen

Om zeven uur verloste de wekker mij van mijn wachten. Ik douchte en scheerde mij en begon de schaatskleding aan te trekken. Het ontbijt bestond uit drie Weeta-bixen en een flesje sportdrank. Na mij uitvoerig sterkte en geluk gewenst te hebben stapte ik om acht uur in mijn auto, die normaal gesproken direct start. Die ochtend heb ik uiteindelijk door bidden, smeken en uiteindelijk zelfs handoplegging de motor aan de gang gekregen. Geen gunstig voorteken!

Na een vijftal minuten draaide ik het P+R parkeerterrein op: vol. Uiteindelijk raakte ik mijn auto kwijt in een achteraf straatje ca. 400 meter verder. Toen ik de hoek om liep zag ik de trein al staan. Ik waagde een sprint en wist mij hijgend de trein in te wurmen. Ik was de laatste die instapte. Tussen deur en schaatsers ingeklemd stond ik daar: de schaatsen in de hand, volledig klem. De trein was zo vol, dat de conducteur omriep dat we twee stations zouden overslaan en direct naar Leeuwarden zouden doorrijden. In de trein stond een bonte verzameling schaatsers met aanhang: bonte jacks, bonte mutsen, ski-brillen op en glimmende koppen van de vaseline. Toen realiseerde ik mij dat ik vergeten was mijn gezicht (neus) met vaseline in te smeren. Even later bemerkte ik dat ik mijn horloge ook nog vergeten was. Misschien was het wel beter zo. Ik zou me dan niet laten opjutten en mijn eigen tempo rijden.

Aangekomen in Leeuwarden braakte de trein al haar schaatsers uit en begaf de stroom zich naar het busstation om naar het FEC te gaan. De gelede bussen reden af en aan en een paar minuten later zat ik al in een volle bus. Daar observeerde ik mijn medeschaatsers: niet meer zo piep, gegroefde koppen, een vastberaden blik vanonder hun bonte mutsen, met een ik-ben-een-ijsveteraan uitstraling. Tijdens de busreis raakte ik aan de praat met de buurman waarbij ik terloops opmerkte dat ik door de zenuwen vergeten was mijn neus in te smeren met vaseline. Prompt toverde hij een grote pot vaseline uit zijn tas en bood mij een royale klodder aan die ik dankbaar aanvaardde.

Eenmaal bij het FEC volgde ik de stroom die zich om het FEC heen naar de starttent begaf, op ca. 500 meter afstand. Daar aangekomen stond een groot aantal schaatsers, sommigen met aanhang, hun startbeurt af te wachten. Regelmatig werd een serie nummers opgenoemd met het verzoek zich naar "sluis nummer zoveel" te begeven. Door de matige akoestiek leverde iedere mededeling veel vragende blikken op. Ik was ruim van tevoren gekomen, met de hoop dat het starten vlotter dan gepland zou gaan. Ik besteedde de tijd nuttig door nog een krentenbol te eten en de vrije ruimte te benutten door er mijn jack in te proppen. Ik besloot de rest na te apen en alvast semi-nonchalant mijn schaatshoezen aan te trekken tot halverwege mijn scheenbenen. Het was geen gezicht, maar meerderen liepen er zo bij dus ging ik ervan uit dat dit "geroutineerd" stond.

Om 09:45 werd omgeroepen dat "PD groen naar sluis 1" moest gaan. We mochten verder gaan. We gingen nu een gedeelte van de starttent binnen waar het bordje "stieren" boven prijkte. Hing dit er nog van de veemarkt? Ik vond het in ieder geval wel toepasselijk. Na een kwartiertje in een traag doorstromende menigte mensen gestaan te hebben kwam ik aan bij sluis 1. Omdat we de allerlaatste groep waren, mochten we ook in sluis 2 plaats nemen. Alsof dat wat zou uitmaken.
Het plaatje hiernaast laat de wedstrijdrijders zien: hoe die van start gingen is hier (77kByte) te horen.

Naast mij stond een schaatser op luide toon te vertellen dat hij nooit verder had geschaatst dan 30 km. Voorts zou hij onderweg wel wat te eten kopen, hij had niets bij zich. Je kon onderweg toch wel een broodje worst kopen? Deze man had waarschijnlijk nooit gehoord van de vele hoeveelheden koolhydraatrijke spaghetti en andere pasta maaltijden, laat staan uitgebalanceerde sportdranken die het fundament van je duursport vormen. Dit uitje zou een leuke verrassing voor hem worden!

De sluis naast ons had meermaals enthousiast - net als de wedstrijdrijders - staan aftellen: 10,9, 8, 7 .....1, go! maar moest toch ook een tijdje wachten. Eindelijk, na een tiental minuten als (schaats)haringen in een ton op elkaar gestaan te hebben werd onze poort geopend en mochten we ons naar het ijs begeven.

Startpagina Verder