De twijfel

Ik schaatste zo hard als ik redelijkerwijze tegen de wind in kon en bovendien ook durfde. Mijn tempo was dusdanig dat ik wel zeker op mijn gezicht zou vallen, maar dat de smak nog wel te overleven was. Slechter en slechter werd het ijs en ik begon mij af te vragen wat dit nu eigenlijk nog met schaatsen te maken had: in het pikkedonker over een paar scheuren strompelen. Met het maken van mooie, lange schaatsslagen had dit niets meer te maken. Ik vroeg mij weer ernstig af waar ik mee bezig was. "Brouwer, wat ben je in vredesnaam aan het doen?" galmde het in mijn hoofd. Ik had er geen zin meer in. Stomme tocht. Ik besloot na een bruggetje (deze waren overigens altijd verlicht, als je met je hoofd ertegen aan zou klappen in het duister zou dit niet best zijn) even te stoppen om een slok van mijn sportdrank te nemen.

Ik reed in het restlicht van de lampen bij de brug naar de kant, gooide mijn beschermers, handschoenen en rugzakje op het ijs en wilde net het rugzakje openen toen uit het duister een man op mij af kwam stormen: "Je stapt niet uit, hoor je dat! Het is nog maar 20 km naar Bartlehiem. Ik ben zelf helemaal geen sportman en ik heb het laatst in drie kwartier gereden. Dat moet voor jou makkelijk te doen zijn. En in Bartlehiem is het nog maar twaalf kilometer naar Dokkum. En in Dokkum krijg je de wind in de rug en word je zó naar de finish geblazen!" "Ja maar haal ik dat nog wel in de tijd?" probeerde ik zachtjes te protesteren. "Natuurlijk! Dat haal je makkelijk! Hier, ik zal je benen masseren". Hierop voegde de man de daad bij het woord en begon mijn benen te masseren. Nu heb ik het niet zo op mannen die direct mijn benen beginnen te masseren, maar deze man bedoelde dit zó goed dat ik niet durfde te protesteren. Bovendien voelde het na 150 km wel bijzonder goed aan, een beetje circulatie in mijn verkrampte benen. "Laat maar, jij hoeft niet te bukken, ik zal je je spullen wel aangeven. Schaats jij maar verder". Ik was waarlijk ontroerd door zoveel sympathie van deze volledig onbekende man. Ik zei hem nog dat voor mij de Friezen "niet meer stuk konden", maar was toch wel een beetje van mijn apropos toen hij mij zei dat hij uit Noord-Brabant kwam. Bedankt, onbekende, je hebt mij gered!

De tocht naar Bartlehiem was niet gemakkelijk. Later zou ik kunnen uitrekenen dat ik de resterende 20 km naar Bartlehiem in bijna twee uur zou afleggen. Vallen en opstaan. Onderweg werd ik nog vaak aangemoedigd bij de schier ontelbare kluun-taluds. "Nog maar ... km naar Bartlehiem en daar wàcht jullie een ontvangst!" Men had niet overdreven: Bartlehiem stond bol van de mensen en wat een enthousiasme! Daar deed ik weer enorm veel energie van op. Voordat ik goed en wel besefte was ik Bartlehiem weer uit en schaatste op de Dokkumer Ee. Het ijs was zeker prachtig: mooi zwart ijs, relatief weinig scheuren, maar de wind kon daar lekker te keer gaan en deed dit dus ook. Dus: tijd voor maar weer een druivensuikertje. Deze druivensuiker tabletjes had ik los in mijn linker jackzak gedaan: dat was handig, je kon tijdens het schaatsen een greep in je zak doen. Echter, door al deze valpartijen waren de tabletjes poedersuiker geworden. Het was mij al opgevallen dat de tabletjes steeds kleiner werden. Thuis gekomen zou blijken dat ik een hele lading poeder in mijn zak had zitten.

Dokkum

Op de Dokkumer Ee schaats je ook weer tegen elkaar in. In het donker kon je de lampjes van de mensen die weer terug richting Leeuwarden schaatsten goed herkennen. Die mensen hadden geluk: die hadden de wind in de rug! Ze gingen ook zichtbaar sneller dan wij die richting Dokkum gingen. Op de Dokkumer Ee heb ik geleerd hoe het klinkt wanneer iemand in het pikkedonker in een scheur rijdt: Allereerst het geluid van schrapend metaal over het ijs (je probeert met je andere schaats dit op te vangen) gevolgd door een doffe bons (het vallen) en een schuivend geluid (het doorglijden de persoon over het ijs). Meestal hoorde je gevloek, maar één keer hoorde ik de man kermen en krijsen van de pijn. Niet echt opbeurend. Je schaatst aan de andere kant, in het pikkedonker en je kan niets uitrichten om te helpen. Zo iemand moet dan door een EHBO-er geholpen worden. Gevaarlijk is het ook dat mensen na een valpartij als verdoofd op het ijs blijven liggen of zitten: je schaatst er zo tegenaan. Een aantal malen kon ik dit soort mensen op het allerlaatste moment ontwijken. Gelukkig hadden ze allen nogal lichte jacks aan, anders had ik hen bij het licht van de sterren niet gezien en was er faliekant tegenaan gereden.

Dokkum bleek ook veel verder weg te liggen dan men beweerde: nog maar 9 km, nog maar 6 km, nog maar 2 km, "daar bij die lampen". Het aantal kilometers werd wel minder, maar de kilometers zelf werden steeds langer, zo leek het. Het was voortzwoegen tegen de wind in. Als Bonifatius op de schaats naar Dokkum had moeten afreizen had hij nu nog geleefd. Maar ik zou er komen. Hopelijk waren de inboorlingen nu wat vriendelijker. Ik kraste bij elke slag. Mijn schaatstechniek was tot nul gereduceerd. Het erge was dat het op dat traject op sommige stukken zo donker was. Opeens reed ik in het volle licht. Toen besefte ik: dat was Dokkum [Dokkum]. Toen ik de "lus van Dokkum" binnenreed joelde het publiek enthousiast.

Dokkum, 22:50

  etappe   totaal    
afstand 47   176   km
rijtijd 4h00   12h20   tijd
snelheid 11.8   14.3   km/h

Ik reed in mijn eentje en besefte ineens dat die mensen voor MIJ joelden en juichten! Ik zwol van trots en werd er zowaar emotioneel van. Wat onhandig reed ik naar het stempelhokje waar naast de stempel "Dokkum" de tijd 22:50 werd genoteerd. "Je kan het wel halen, maar je moet wel doorrijden". "Hoeveel kilometer is het?" "24 km, met de wind in de rug en U heeft één uur en tien minuten". Dat moet te halen zijn, dacht ik.

Later zou ik zien dat dit gesprek van mij in Dokkum op de officiële koopvideo voor de eeuwigheid was vastgelegd (NOS, Elfstedentocht 1997). Bij een "shot" van deze stempelpost zie je plots mijn gezicht close-up vol in beeld!

Vol animo maakte ik de eerste slagen richting Leeuwarden. Het publiek was uitzinnig. Ik putte nieuwe energie uit hun aanmoedigingen en zette een sprint (mooi diep zittend, met mooie, lange slagen, schaatsen "pur sang") in op het mooie, goed verlichte ijs. Het publiek zag hoe ik reageerde op hun aanmoedigingen en brulde zo mogelijk nog harder. Als een speer schoot ik de duisternis van de Dokkumer Ee op. Ik had de wind in de rug, dus kon ik lekker vaart maken. De klap kwam onverwacht: ik had de scheur daar echt niet verwacht: opeens was daar die enorme klap: ik werd tegen het ijs aangesmeten, viel op beide knieën, mijn handen, mijn borst en kwam ook met mijn kaak op het ijs. Ik was even de lucht uit mijn longen kwijt. Mijn hele lichaam deed pijn. Ongelofelijk, zoals je steeds weer tegen het ijs klapte. Nu begreep ik wat ze bedoelden wanneer ze het over 'klapschaatsen' hadden.... Doorgaan, dacht ik. Je moet Leeuwarden halen. Ik krabbelde langzaam overeind en maakte pijnlijk mijn eerste slagen. Je mag niet te langzaam, je moet het binnen één uur tien halen. Na een tijdje had ik mijn tempo weer verhoogd.

Op de Dokkumer Ee ontdekte ik dat er naast scheuren ook nog een tweede gevaar loerde: de "sneeuwkoeken". Dit zijn stukken stuifsneeuw en ijsschraapsel op het ijs, variërend in grootte van ca. 1 tot 5 vierkante meter. Als je daarin schaatst, komt je schaats niet met een klap vast te zitten, maar remt opeens enorm af. Wat de reden is, weet ik niet, maar als je in zo'n sneeuwkoek rijdt is het net alsof je opeens over superlijm schaatst. Je schaats remt af, maar zelf ga je met dezelfde snelheid door met alle rampzalige gevolgen van dien. In het donker waren zowel de scheuren als de sneeuwkoeken niet meer te zien. Daar kwam nog bij dat de paar mensen die lampen bij het ijs hadden aangestoken, deze inmiddels hadden uitgedaan. Weer had ik alleen het licht van de sterren. Ik moest opletten dat ik aan de goede kant van de Ee bleef schaatsen. Maar bij een brug (met lichten) werd mij toegeroepen dat ik links moest houden. Ik zat helemaal aan de rechterzijde! Gelukkig was ik tegen niemand opgebotst.

De wind was nu inmiddels mijn vriend, maar ik moest goed opletten dat ik niet te hard ging. Maar ik moest wel mijn tempo houden, je moet wel wat over hebben voor een kruisje. De volgende val kwam enerzijds onverwacht, anderzijds ook weer niet. Mijn knieën deden nu echt pijn, maar ik wilde niet opgeven. Doorgaan. Ik besloot mijn tempo weer aan te passen. Zo hard gaan dat ik nog net op tijd zou zijn en anderzijds ook weer dusdanig dat ik een draagbare smak op het ijs zou maken. Toch betrapte ik mijzelf erop dat ik stiekem weer harder ging schaatsen. Totdat ik weer eens viel. Op die luttele kilometers Dokkumer Ee heb heel wat schaatsers gezien die waren gevallen. Sommigen bleven versuft zitten. Van langs de kant hoorde ik: "kruisje, kruisje!". Op het laatste stukje schaatste ik een man voorbij die mij vertelde dat hij niet meer kón. Ik bood hem wat stukjes druivensuiker aan die hij gretig aannam.

De finish

Ook de Dokkumer Ee kent zijn grenzen. Weer bij Bartlehiem aangekomen leidde (lijdde?) de tocht mij pal oost, tegen de wind in. Door mijn hoofd flitste de term "oneerlijk, dat kan toch niet". Het zou maar een kort stukje zijn, waarschijnlijk. Ik trok mijn laatste reserves uit de kast en wenste nu vurig dat die vermaledijde finish eraan zou komen. Na een aantal kilometers stond de laatste geheime controlepost, in Oudkerk. Daar werd mijn kaart voor de laatst keer geknipt. "U kunt het nog halen, maar U moet wel opschieten". Daar ging ik weer: nog maar een klein stukje. Ik schaatste nu op de "Murk": heel toepasselijk, daar dit in het Engels "duister" betekent.

Wanhopig perste ik mijn laatste krachten op het ijs. Na een honderdtal meters werd ik weer op harde wijze gecorrigeerd: scheuren. Opstaan. Verder, verder. Verlichte brug. Verder. Een man langs de kant riep: "doe maar rustig aan, het is al over twaalven". Wat nu? Misschien liep zijn horloge voor. Doorschaatsen. Opeens felle lichten: was dat de finish? Lastig, er stonden allemaal mensen voor. Ik moest het binnen de tijd halen, ik moest doorschaatsen. Ik zette nogmaals flink af. Plotseling besefte ik dat er mensen langs de kant stonden die gebaarden dat ik af moest remmen. Waarom moest ik remmen? Ik moest doorschaatsen, doorgaan. Waar was dat vermaledijde stempelhokje? Waar was dat stempelhokje? Ik vroeg het aan een van de mensen aldaar, een agent. "U bent te laat, mijnheer, ze zijn al weg". Toen zag ik de grote klok: 00:11. Ik was elf minuten te laat aangekomen.

Leeuwarden, 24:11

  etappe   totaal    
afstand 24   200   km
rijtijd 1h21   13h41   tijd
snelheid 17.8   14.6   km/h

Teleurstelling maakte zich van mij meester. Wat zonde! En wat oneerlijk! Andere mensen waren uren eerder vertrokken dan ik, die hadden op hun gemak kunnen rijden en kregen nu een kruisje! Praktisch veertien uur had ik non-stop gereden en nu dit nog! Aan de andere kant was ik blij dat ik de finish had gehaald. Na een laatste blik op het spandoek met de tekst "de wind gaat liggen!" stapte ik de kant op, ging op een stuk beton zitten en begon moeizaam mijn schaatsen uit te trekken. Ik was een beetje verstijfd. Toen ik eindelijk mijn schoenen aanhad, deed ik mijn eerste pasjes: niet te geloven, ik liep als een oude vent. Voetje voor voetje zette ik neer. Wat een vreemde beweging, dit lopen na veertien uur schaatsen.

Ik liep naar een van de gereedstaande bussen toe en stapte in. Achter mij zat een man met een bebloed gezicht. Hij was zegge en schrijve drie minuten te laat over de streep gekomen. Geen kruisje dus. Door zijn bebloede gelaat vond ik het helemaal een trieste bedoening. Naast mij ging een man zitten die in Bartlehiem was "afgestapt". Ook zag ik in de bus een paar mensen die vuilniszakken om hun voeten hadden. Die waren op andere plaatsen afgestapt en per EHBO busje naar de Bonke gereden. Al deze mensen hadden hun schoenen niet meegenomen, maar bij de Zwette laten staan. Wat zou dat een toestand worden om hun schoenen terug te vinden in het FEC!

In de bus belde ik (mobiel) Haukje, mijn tijdelijke hospita en daarna mijn vrouw Caroline. Die had de hele dag niet uit huis (en nauwelijks naar het toilet) durven gaan, nagelbijtend aan de buis gekluisterd om mogelijk een glimp van mij op te vangen en bij de telefoon om te horen of ik óf was afgestapt, óf was aangekomen. Iedere keer dat de telefoon ging, vloog ze erop af. Steeds weer: "hoe is het met Johan?". Ik had niet gebeld, dus stond ik nog op het ijs. Om 24:00 hield ze het niet meer: waar zat ik? Ze begreep mijn teleurstelling over de elf minuten. Nu ja, ik had hem uitgereden. Helemaal. En als ik niet in de allerlaatste groep had gezeten...

Nakaarten

De bus vertrok richting FEC. Voor hen die wilden konden ze daar uitstappen om hun spullen uit te zoeken. Ook had je daar je foto kunnen ophalen, die onderweg (was het tussen Stavoren en Hindeloopen?) van je was gemaakt. Ik had er geen zin. Die foto interesseerde mij ook niet meer. Achteraf denk ik dat het wel een aardig aandenken was geweest, maar ach.. Na een tijdje reed de bus verder richting station. Precies om twee minuten over één stond ik op het perron vanwaar de trein van één uur was vertrokken. Sommige mensen komen ook altijd nèt te laat: eindstrepen, treinen... Nu ja, dan maar wachten op de trein van twee uur. Ik was wat teleur gesteld over de extra treinen die de NS had beloofd in te zetten. Aangezien er geen wachtruimte is op het station besloot ik in de restauratie de tijd door te brengen onder het genot van een broodje kroket en een kop erwtensoep. Om tien voor twee ging ik richting trein, die al aardig vol was. Met een tiental minuten vertraging vertrok de trein, bomvol met schaatsers, begeleiders en andere feestgangers. Ondanks de normale temperatuur in de trein en mijn extra jack rilde ik van de koude. Waarschijnlijk gewoon vermoeidheid.

Na een twintigtal minuten arriveerde de trein in Heerenveen. Ik liep naar mijn auto om en ontdekte daar dat koning winter gul was geweest met het uitdelen van sneeuw en ijs, vooral op mijn ruiten. Nu ja, na zo'n dag kon een stevig robbertje ruiten krabben er ook nog wel vanaf. Plotseling hoorde ik een stem achter mij die aanbood mij te helpen met ruiten krabben. Ik besefte dat ik nog steeds de muts met skibril op mijn hoofd had en waarschijnlijk als Elfsteden-rijder was herkend. Dat was nog eens aardig van die man! Na een tijdje over de tocht gesproken te hebben verontschuldigde ik mij en vertrok ik naar mijn "gastgezin". Daar was men nog wakker en wilde men alles horen. Na een warme douche kroop ik vermoeid tussen de lakens en zag nog net dat het 03:30 was.

De volgende dag werden aan de ontbijttafel de verhalen nog eens uitvoerig verteld. Na de lunch vertrok ik richting Rijswijk, beladen met niet alleen mijn schaatsspullen en souvenirs, maar ook Leeuwarder kranten en plaatselijke lekkernijen van de banketbakker. Nadat ik mijn auto in de garage had gezet en om het huis was gelopen, zag ik als eerste een vlag met een stel schaatsen eraan. Direct daarna zag ik een groot spandoek aan mijn dakgoot hangen met de pakkende tekst: "Ome Brouw terug uit de Elfstedenkou". Voorts waren er groene ballonnen (overblijfsel van CDA-verkiezingen?) in mijn voortuin aan bomen en struiken gewikkeld en prijkte op mijn voordeur een kartonnen Elfsteden-kruis. Dit deed me toch wel wat. De buren kwamen naar buiten en maakten foto's van mij voor mijn versierde huis.

Op dat moment vierde onze buurvrouw haar verjaardag voor vrienden en bekenden en waren vele gemeenschappelijke vrienden. Natuurlijk moest ik mijn Elfsteden-T-shirt aan en de oranje band om mijn arm. Ik kreeg talloze bloemen en flessen wijn van vrienden en bekenden. Ik kreeg te horen dat ik de versierselen aan mijn voorpui minstens nog een dag moest laten hangen, hetgeen ik ook maar deed. De dag erop, op mijn werk, kreeg ik ook vele reacties. Hoewel ik het niet aan de grote klok had gehangen, was het toch als een lopend vuurtje rond gegaan. Van een heleboel mensen kreeg ik felicitaties, inclusief reacties uit het buitenland van collegae. Mijn vrouw gaf mij later een cadeautje. Toen ik het cadeaupapier eraf had gehaald, zat er een tinnen schaatsje in op een marmeren voetstukje met de tekst: "Elfstedentocht, 4 januari 1997". Deze persoonlijke attentie van mijn vrouw is mij ook heel veel waard!

Startpagina Verder